Monickendam Revisited
Ook ik had onlangs het genoegen Monnickendamse heren te mogen fluiten, hun streekderby tegen Vido. Inderdaad, het ging er van beide zijden hard aan toe. De gele kaart heb ik op zak gelaten, de eerste stevige overtreding was direct 2 minuten. Dat heb ik nooit eerder gedaan. Net als ik er nooit eerder iemand heb uitgestuurd wegens 2x dezelfde overtreding. Tot mijn verrassing werd er de 2e helft correcter gespeeld, en werd ook het deskundig commentaar van de tribune minder.
Bij dit soort wedstrijden loop je als scheidsrechter een uur op je tenen, net als de spelers. En soms gaat het fout. Beetje grieperig, paar keer net te vroeg gefloten, niet kunnen zien wie de bal als laatste aan raakte, of van wie dat been was. En als je kijkt wat er met de cirkelloper gebeurt, doen ze in hoek iets vervelends. Van die dingen. Als je in die gevallen laat merken dat de scheids ook een mens is, houje het prettig. ‘Zag u dat dan niet?’ ‘Nee, want zou ik wel gefloten hebben.’ Of je laat met een sorry gebaar zien dat je zelf ook vind dat je te vroeg gefloten hebt. Ik ben niet zo snel, soms realiseer ik mijte laat dat ik een penalty had moeten geven. Als het een beetje kan, komt die een aanval later alsnog. Dan zeg ik tegen de betreffende speler waarom nu wel en zojuist niet. Meestal werkt dat, het werkte ook bij Monnickendam en Vido. Van de spelregels zal het wel niet mogen, maar ik houd mij aan de filosofie van Bul Super: Recht is iets kroms dat verbogen is.
Het echte probleem is niet dat sommige ploegen fysieker spelen dan andere, het probleem is dat erte weinig scheidsrechters zijn. Lelystad-DSG was onder leiding van een thuisfluiter ernstig uit de handgelopen, bij de return heb ik zelfs geen gele kaart hoeven geven. Niet omdat ik beter ben dan die thuisfluiter, maar omdat vreemde ogen dwingen.
Frank Heibloem